NOODZAAK …
DE VERSPREIDING VAN GODS WOORD ONDER HET JOODSE VOLK !
Inleiding
Moeten Joden het Evangelie horen ? Wat een vraag … ?! Moeten Joodse mensen het Evangelie horen … ? Onvoorstelbaar eigenlijk, de vraag alléén al … dat men die dúrft te stellen.
Alsof God wil dat het Evangelie wordt verkondigd aan alle schepselen ( Marc.16:15 ) – overigens een dringende zaak, want de tijd is kort – behalve aan Israël. Met andere woorden, ‘het Evangelie van God … aangaande Zijn Zoon’ – dat geweldige genademiddel, vergeving van zonden en kwijtschelding van straf en bovendien ‘het eeuwige leven’ zou dus bestemd zijn voor allen, behalve voor de Jood. De Jood dus als enige uitzondering. Trouwens, sommigen – en misschien wel meer dan je denkt – komen ertoe te zeggen dat de heiden behouden wordt door het geloof in Christus en de Jood wordt behouden door het houden van de wet.
De zogenaamde twee-wegenleer. Ontzettend tragisch! Christenen komen ertoe te zeggen: zending onder Joden is niet nodig, God komt op Zijn wijze tot Zijn doel met Zijn Volk. De Heer echter laat ons niet in het ongewisse. Daarom hoeven we het gelukkig niet te hebben over de menselijke vraag maar mogen we ons integendeel bezinnen over het Goddelijk antwoord op de vraag en dus de noodzaak van evangelisatie onder Joodse mensen.
Een wedergeboren Joodse man zei ooit: ‘een Jood het Evangelie onthouden is de ergste, de grofste vorm van anti-semitisme’.
De roeping van Saulus van Tarsen
Op weg naar Damaskus, met volmacht van de hogepriester, om zovelen als hij er vond in de synagogen ‘die van de Weg waren’ geboeid naar Jeruzalem te brengen, blies hij dreiging en moord tegen de discipelen van de Heer. De Jood, Saulus van Tarsus. Plotseling, bijna ter bestemming aangekomen, wordt hij verblind en omstraald door een hemels licht. Ter aarde gevallen hoort hij een stem. Het was geen onduidelijke stem, nee, hij hoorde in zijn eigen taal, in het Hebreeuws: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij ? Hij kon slechts vragen: Wie zijt gij, Heer ? Het antwoord dat hij nooit zou vergeten luidt: Ik ben Jezus, die gij vervolgt. Drie dagen blind. Hij at niet, hij dronk niet. En ondertussen hoort een discipel, Ananias geheten, in Damaskus, de Heer zelf in een gezicht – anders zou hij nooit te overtuigen zijn geweest – de woorden spreken die in wezen een korte samenvatting zijn van wat je zou kunnen noemen, ‘de roeping van de apostel Paulus’ ( Hand. 9:1-14 ). De verbaasde Ananias gaat nog even in discussie, maar hoort wat de Heer zegt: ‘Ga heen, want deze is mij een uitverkoren vat om mijn Naam te dragen zowel voor volken als voor koningen en zonen van Israël. Want Ik zal hem tonen hoeveel hij lijden moet voor mijn Naam’ ( Hand. 9:15-16 ). Zo begint de bediening van de apostel Paulus. Een bediening die, in het voetspoor tredend van de Meester, het aanzien van de wereld drastisch zou veranderen. Waar de Heer Jezus even uitweek naar de streken van Tyrus en Sidon ( Matt.15:21-28 ) en tot de Kananese vrouw zei: ‘Ik ben alleen gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls’, kiest Hij zich nu een Joodse man genaamd Saulus en vormt hem als het ware om tot Paulus, de apostel der heidenen. Zo getuigt hij later zelf aan de Galaten ‘dat God hem van de moederschoot heeft afgezonderd en door Zijn genade geroepen heeft’
(Gal.1:15-16; 2:9). Deze Paulus schrijft aan de Romeinen, ‘vol verlangen hen te zien’, (Rom.1:1) ) en ‘om in uw midden mee vertroost te worden door elkaars geloof’ ( Rom.1:12 ): ‘Zo ben ik dan, wat mij betreft, bereid om ook aan u die te Rome zijt, het evangelie te verkondigen’ (Rom.1:15).Welk evangelie ? Wat voor evangelie ? Het evangelie van God, dat Hij te voren beloofd had door zijn profeten in heilige Schriften. Wanneer dan ? Al veel eerder. [Hand.2:39; 13:23,32; Rom.9:4; 15:8; Gal.3:16,19; Ef.2:12; Hebr.6:12; 8:6; 9:15] want alle beloften zijn in Christus vervuld ( 2Kor.1:20 ) en de niet Joden hebben deel gekregen aan die beloften ( Ef.3:6 ) [– aangaande zijn Zoon, ( die geworden is uit het geslacht van David naar het vlees, die verklaard is als Gods Zoon in kracht, naar de Geest der heiligheid … Hoe ? Door de opstanding uit de doden [ letterlijk, staat er: door dodenopstanding ] En wie is die Zoon ? Geen twijfel mogelijk !Jezus Christus, onze Heer’(Rom.1:1-4). En deze Paulus zegt dan onomwonden, zonder discussie, geïnspireerd door de Heilige Geest, wat vandaag menig christen durft te betwijfelen: ‘Want ik schaam mij het evangelie niet … En waarom zou ik ? horen we Paulus denken. Nee, absoluut niet, want ‘… want het is Gods kracht tot behoudenis voor een ieder die gelooft, EERST VOOR DE JOOD, en ook voor de Griek’ (Romeinen 1:16).
Moeten Joden het Evangelie horen ? Of vraag liever ‘hoe zouden Joden dan kunnen behouden worden ? Petrus, wel eens de apostel van de besnedenen genoemd, spreekt ook over die behoudenis. ‘En de behoudenis is in niemand anders; want er is ook onder de hemel geen andere naam die onder de mensen gegeven is, waardoor wij behouden moeten worden’ (Handelingen 4:12). Een kracht tot behoudenis en een naam tot behoudenis, zowel voor Jood als Griek ! Geen andere weg en geen andere Naam, dan Jezus alleen !
De bewogenheid van de apostel Paulus
Op zijn reizen, telkens waar hij kwam, zocht hij hen op waar ze te vinden waren. In de synagoge. Zelfs nadat het overduidelijk was dat ze het woord van God van zich stootten en zichzelf het eeuwige leven niet waardig oordeelden. Zelfs nadat Paulus hen moest aanzeggen ‘zie, nu wenden wij ons tot de volken’ (Hand.13:46) ging hij erheen. Hij had blijkbaar de gewoonte Jodengenoten op te zoeken (Hand.14:1; 17:1-3,10,17; 18:4,19; 19:8). Wat hem daartoe drong verklaart hij in zijn brief aan de Romeinen: ‘Ik spreek de waarheid in Christus, ik lieg niet, mijn geweten getuigt mee mij door de Heilige Geest, dat ik grote droefheid heb en een onophoudelijke smart in mijn hart, want zelf heb ik gewenst door een vloek gescheiden te zijn van Christus ter wille van mijn broeders, mijn verwanten naar het vlees; …’ (Rom.9:1-3). En dat voortdurend hartzeer deed hem bidden. ‘Broeders, de wens van mijn hart en mijn gebed voor hen tot God is dat zij behouden worden’ (Rom.10:1). Het hoeft ons dus niet te verwonderen dat hij er ontzettend veel voor over had ‘om op elke manier enigen te behouden’ (1Kor.9:20-22).
Wat een bevlogen ijver kenmerkt deze apostel der heidenen. Wie kan de diepe bewogenheid vatten bij deze Jood zonder ontroerd te worden ? Wie van ons zou het ook maar durven uitspreken wat hij daadwerkelijk in praktijk bracht … Want voor Paulus was dit geen loze slagzin: ‘…En ik doe alle dingen ter wille van het evangelie om er deelgenoot mee te zijn’ (1Kor.9:23). Deze navolger van Christus kende de bewogenheid van de Meester. Hij zocht daarom, telkens weer, ook Joodse zielen te behouden. Al was het er maar één. Als er dan blijdschap is voor de engelen van God over één zondaar die zich bekeert (Luk.15:10), hoe komt men er dan toe te zeggen dat evangelisatie onder Joodse mensen niet nodig is ? Alsof God zich niet zou verblijden over de bekering van een Joodse ziel. Alsof de bekering van een Jood wel iets moois, maar niet noodzakelijk is … Hoe lezen sommigen hun Bijbel ?
De Heer Jezus stelde terecht de vraag: Hoe leest gij ? (Luk.10:26). ‘… God, onze Heiland die wil dat alle mensen behouden worden en tot de kennis van de waarheid komen’ (1Tim.2:4). Blijkbaar zijn er gelovigen die aan deze tekst een eigen interpretatie en uitleg geven. Degenen voor wie evangelisatie onder Joodse mensen nog steeds taboe is lezen dan – bewust of onbewust – ‘God, die wil dat alle mensen behouden worden – met enige reserve ten aanzien van mijn oude volk Israël, want heidenen krijgen voorrang – en tot kennis van de waarheid komen … Behalve een Jood want over zijn verharde hart ligt er nu eenmaal een bedekking.
‘… maar Hij is lankmoedig over u, omdat Hij niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen (2Petr.3:9). Hier meent men dus te kunnen lezen: ‘… maar Hij is lankmoedig over u, omdat Hij niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen’ Uitgezonderd Joodse mensen want die komen pas na de tijd van de Gemeente, tijdens de Grote Verdrukking, tot bekering. Ten eerste zien dezulken dus totaal over het hoofd, dat, wanneer God zegt ‘alle mensen’ Hij geen uitzondering maakt. Ten tweede ligt die bedekking er wel, maar deze wordt nu juist ‘in Christus weggenomen’. Paulus zegt: ‘Maar hun denken is verhard geworden; want tot op heden blijft dezelfde bedekking bij het lezen van het oude verbond, zonder weggenomen te worden, en die in Christus teniet gedaan wordt (2Kor.3:14). Ten derde zijn er doorheen de eeuwen, in alle tijden Joodse mensen tot geloof in de Heer Jezus gekomen. Van Saulus van Tarsen tot Isaac da Costa. Van C.S.Duijtsch tot Richard Wurmbrand, Lance Lambert, Derek Prince e.a. Het aantal Messiaanse gemeenten is trouwens wereldwijd maar vooral in Israël alleen maar toegenomen. Jonge mensen kwamen tot bekering door het lezen van het Nieuwe Testament, het boek van het Nieuwe Verbond !
Getuigenissen
PAUL LIBERMAN
Na een loopbaan in de Amerikaanse politiek, kwam Paul tot geloof in de Heer Jezus Christus. Hij was voorzitter van het Messiaans Actie Comité, dat opkomt voor de positie van de Messiaanse gemeenschap in Israël. Het M.A.C. stond eerder onder voorzitterschap van Baruch Maoz. Al op achtjarige leeftijd begon Paul Liberman zijn ouders vragen te stellen over God. Op eigen verzoek mocht hij naar een Joods-orthodoxe school, waar hij ‘de hoed en de rand’ van het orthodoxe jodendom leerde kennen. Toch raakte Paul later van zijn geloof vervreemd en verzeilde in het materialisme. Het getuigenis van een christen, die hem in de bus een boekje met Messiaanse profetieën gaf, werd aanleiding tot zijn bekering.
[ Hij vertelde op de Israël-Bijbel-Landdag 2000 dat de christen in kwestie hem maandenlang tijdens de dagelijkse busrit lastig viel met traktaten en folders die hij Paul tevergeefs aanbood. Op den duur vond Liberman het welletjes en op een dag, om van het gezeur van de lastpost verlost te zijn, nam hij een boekje aan … met het gevolg dat zijn hart echt werd aangeraakt.
Dit was het begin … ] Door het lezen van het Nieuwe Testament, kwam Paul tot kennis van de ware Messias. Niet alleen hijzelf, maar zijn hele gezin kwam tot geloof. ‘Ik denk wel eens’ zo besloot broeder Liberman zijn getuigenis, ‘wat was er van ons terecht gekomen, als deze christen in de bus niet had gedurfd om van de Messias te getuigen ?’
TOM MAYR-LORI
Geboren in een orthodox-joodse familie in Haïfa, Israël. Al vanaf 1969 kent hij de Heer Jezus als zijn persoonlijke Verlosser. Begin tachtiger jaren heeft Lori zich aangesloten bij de Engelse organisatie ‘Messianic Testimony’ en vanaf die tijd heeft hij het Evangelie verspreid onder ‘zijn broeders naar het vlees’. De val van de Berlijnse Muur in 1989 maakte het mogelijk om ook de Joodse gemeenschappen in Oost-Europa en de Sovjet-Unie met de Boodschap te bereiken. Op dit moment is broeder Tom voornamelijk werkzaam onder de vele Russische Joden ( 120.000 ) in Duitsland en Oost-Europa. Tom Mayr-Lori is tevens voorzitter van de Messiaans-Joodse Alliantie in Engeland. ‘Hoor Israël, de HERE onze God, de HERE is Een. Dat moet Israël weten’, aldus Tom Mayr-Lori, die met deze woorden zijn toespraak begon op de Israël-Bijbel-Landdag in 2002. ‘Maar Israël moet nog veel meer weten. Ze moeten weten Wie de Heer Jezus is; dat hij als jood is geboren; dat Hij op de achtste dag is besneden en dat boven Zijn kruis stond geschreven: de Koning der Joden. Alleen in Hem is het ware Leven te vinden. Veel christenen zetten zich in voor de terugkeer van Joden naar Israël, maar wat voegt dat toe aan hun eeuwig heil? Of dacht u dat een Jood die in Jeruzalem wordt overreden [ of, zoals tegenwoordig, anno 2003, omkomt bij een bomaanslag ] beter af is? De vraag is, of hij de Heer Jezus kent? Ik dank de Heer voor die niet-Joodse christen die mij het Woord van God heeft gegeven. Als dat niet was gebeurd, zou ik hier vandaag niet staan !’
Ik ging naar Engeland, waar ik op straat van een christen een Bijbel kreeg. Ik nam hem met gemengde gevoelens aan, want volgens de rabbijnen kom je, als je het Nieuwe Testament leest, onder een vloek. Eenmaal thuis, kreeg ik het verlangen om dit boek toch stiekem aan een onderzoek te onderwerpen. Maar hoe kun je dat doen, zonder dat God het ziet? “Dan maar in bed, onder de dekens”, dacht ik, daar zal God geen erg in hebben. Ik begon met het Mattheüs-evangelie: “Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham”. Meteen kwam ik onder de indruk. “Dit boek is Joods” dacht ik. Het duurde niet lang of ik raakte ook gefascineerd door ‘die Man’, Jezus. “Hij is zo Joods!” dacht ik, “Waarom zou ik dit boek niet mogen lezen?”. Ik belde de man van wie ik de Bijbel had gekregen en werd uitgenodigd om op zondag bij hem langs te komen. Vele ontmoetingen en gesprekken volgden. Ik kreeg zelfs de sleutel van zijn huis. Spannend, want ik was nog nooit in een huis van niet-Joden geweest. Nieuwsgierig lette ik op hun levensstijl, hun omgangsvormen, de bereiding van de maaltijden, enz. De heer des huizes had een nogal opvliegerig temperament en kon wel eens tegen zijn dochters uitvallen. Maar als dat gebeurde, kwam hij er later op terug en vroeg vergeving. Zoiets had ik nog niet eerder meegemaakt. In dit gezin leerde ik wat vergeving was.
Er volgde een innerlijke strijd; ik had bijvoorbeeld moeite met Joh.4:24: “God is Geest“ Maar een geest kan toch geen Zoon hebben”, dacht ik. “En hoe zit dat met Golgotha? Was God dan gestorven?”. Twee jaar later heeft God al mijn vragen geleidelijk beantwoord. Nee, “Niet door kracht noch door geweld zal het geschieden”, zegt de Heer, “maar door Mijn Geest”. Veel mensen weten wel iets over God, maar kennen Hem niet persoonlijk. En daar gaat het nu juist om. We kunnen God alleen maar kennen door Zijn Zoon, de Heer Jezus Christus. Daarom is het van groot belang dat we Joodse mensen het Woord van God geven.
BARUCH MAOZ
Baruch Maoz was voorganger in een Messias-belijdende gemeente in Israël. Ik hoorde hoe hij zich, enkele jaren geleden in een goedgevulde zaal in Nijkerk, persoonlijk introduceerde toen hij begon met te zeggen ‘ik ben jullie Joodse broeder in Christus’.Geboren in de Verenigde Staten uit overtuigde Joodse ouders, werd hij erg aangesproken door het leven van een christelijke familie. Hij ontmoette er ook een Jood die christen was. ‘De Heer gebruikte zijn Woord – gebracht door deze christen – om mij tot de overtuiging van mijn zonden te brengen. Maar het leidde me ook tot de enige weg tot behoud: Jezus Christus. Na mijn bekering kreeg ik van meet af aan de begeerte om de schatten van het Evangelie en de vreugde die mijn deel waren geworden te delen met anderen’… ‘Toen bood iemand mij aan een theologiestudie te betalen. Ik ging daarop naar Wick College, een onbekende universiteit in Schotland’. In 1969 ben ik bevestigd als predikant en vertrok naar Israël’. ‘Mijn werk in Israël is tweeërlei’. Enerzijds ben ik predikant van mijn eigen gemeente en anderzijds verricht ik werk voor ‘Christian Witness to Israël’ in Israël’… CWI is een organisatie met als hoofddoel het Evangelie onder de Joden te prediken, en is werkzaam in verscheidene landen. Men stelde Baruch Maoz de volgende vragen: Hoe moeten we de Joden benaderen met het Evangelie?
‘Als elke andere zondaar: we moeten hem onomwonden zeggen dat ze een Zaligmaker nodig hebben. Met nadruk wil ik stellen dat Jezus Christus voor Joden èn heidenen de enige weg tot behoud is. De Heer Jezus zegt zelf dat niemand tot de Vader komt dan door Hem’.
Maar hebben wij na de kruistochten en de Holocaust nog het recht om deze boodschap tot de Joden te brengen?
‘Wat heeft de Holocaust met het brengen van het Evangelie te maken? Het waren zogenaamde christenen die deze misdaden begingen. Jullie moeten juist door je houding het verschil duidelijk maken. Het is juist het grootste teken van liefde tot het Joodse volk om hen het Evangelie te brengen, de boodschap van vrije genade en mogelijkheid van vergeving van zonden. Het is een uiterste vorm van antisemitisme om aan andere volken het Evangelie te brengen, maar dit de Joden te onthouden. Zijn de redenen die aangevoerd worden om het Evangelie niet aan de joden te brengen vaak geen drogreden? Als de schuld, die de mensen van het christelijke Westen wel degelijk hebben, op de schouders drukt, moeten zij zich niet hierachter verschuilen, maar tot Christus gaan. Bij Hem is vergeving’.
HENDRIK ARNOLD WERGELAND
“Kerstavond” is een beroemd gedicht geschreven in de Noorse taal. De dichter, Hendrik Arnold Wergeland, was de zoon van een Lutherse predikant die lid was geweest van de wetgevende vergadering, die in 1814 de onafhankelijkheid van Noorwegen heeft uitgeroepen. In die tijd was het joden bij de wet verboden Noorwegen binnen te komen. Toen de Noorse regering een lening wilde sluiten bij het joodse bankkantoor van Solomon Heine in Hamburg ( de oom van Heinrich Heine ), kon de noodzakelijke bespreking tussen de Noorse vertegenwoordigers en de bankier niet plaatshebben, voordat de regering een brief van veilig geleide voor de jood uitgaf. Wergeland veroordeelde dit als een ongehoorde onrechtvaardigheid en schreef in 1841 een brochure waarin hij uit ethisch en humanitair oogpunt pleitte voor opheffing van alle discriminatie van joden. Hij wees op de voordelen die Denemarken en Zweden hadden behaald door de joden toe te staan zich vrij te ontplooien. Wergeland stierf in 1845. Een van de laatste brieven die hem bereikten vóór zijn dood, was van de Deense, joodse dichter Meir Aäron Goldsmidt, die schreef: “Als ik aan u denk, ben ik er trots op een menselijk wezen te zijn”.
De joden van Noorwegen en Zweden richtten in Oslo een monument op ter nagedachtenis aan Wergeland. Het gedicht “Kerstavond” vertelt het verhaal van een joodse marskramer die op Kerstavond vergeefs zijn leven gaf om het dochtertje van een boerenechtpaar dat weigerde hem binnen te laten, van de bevriezingsdood te redden. Dit verhaal van de tragische ervaring van de joodse marskramer maakte op de christenen een diepe indruk en bracht een grote verandering teweeg in de houding van het Noorse volk ten opzichte van de joden. Sindsdien heeft Noorwegen een grote belangstelling getoond voor het geestelijk en materieel welzijn van Israël en is het voor andere landen een belangrijk voorbeeld ter navolging geweest.
Noorwegen heeft de vervulling gezien van Gods belofte te zullen zegenen die Israël zegenen.
God gaf aan de kerk van Noorwegen de vrome en geleerde christen-jood dr.Carl Paul Caspari, die gedurende 50 jaar professor in de theologie is geweest aan de Universiteit van Oslo en die als vriend en medewerker van Gisle Johnson een gezegende invloed heeft uitgeoefend op het geestelijk leven van het volk van Scandinavië.